Een paar maanden terug schreef ik al eens over wat je allemaal moet doen voordat je eindelijk het vliegtuig mag pakken om de wereld een klein beetje te verbeteren. In 2008 deed ik vrijwilligerswerk in het Marokkaanse Tamri, drie uur rijden vanuit Agadir, waarvan 1,5 uur langs diepe ravijnen en over onverharde wegen.
Dat was meteen al een goede voorbode van hoe de komende weken er voor mij uit zouden zien: ver weg van alles wat maar een ‘normale’ beschaving genoemd wordt, levend, wonend en etend zoals de lokalen doen.
Tamri is vanwege de kitesurf-mogelijkheden een vrij bekende plek in dit gedeelte van Marokko. Er is echter een wereld van verschil in de totale oppervlakte van het dorp en het daadwerkelijke centrum. Het centrum ziet er namelijk zo uit:
Mijn woonplek, tsja, die was iets anders:
Als je ergens de Berberse cultuur op wilt snuiven, dan is dit wel echt een plek en situatie waar je wilt zijn en je in wilt bevinden. Je slaapt als de lokalen (op de grond), eet als de lokalen (heel. veel. tajine.) en doet je behoeftes als de lokalen (in de buitenlucht, waar maar plek is). Dat was even een cultuurschok, zeker omdat het mijn eerste keer was dat ik voor langere tijd alleen wegging, zonder ook maar iemand te kennen.
Het blijft me elke reis weer verbazen hoe snel je aan poepen in een gat gaat wennen. Aan hoe snel je het gewoon wordt om bijna elke dag hetzelfde te eten, om elke dag weer alleen maar water te drinken en dat je je niet kunt douchen. Dat wassen in het stuwmeer moet, dat je kleding op geen enkele manier meer schoon wordt door de droogte en wind (lees: zandverstuivingen). In het begin wil je niets liever dan naar huis, na twee dagen weet je precies op welke plek je het beste door je hurken kunt gaan.
Het is een herinnering geworden die ik nooit zal vergeten: niet alleen doordat ik voor het eerst vrijwilligerswerk in het buitenland ging doen, maar vooral omdat ik écht kennis heb gemaakt met de Berberse cultuur. En dat is wat mij betreft echt het mooiste wat je mee kan maken tijdens het reizen.