Ja, je leest het goed. Drie maanden op reis kunnen gaan was geweldig en een ervaring die ik nooit had willen missen. Maar het was ook een gevalletje: eens, maar nooit weer. En dit is waarom.
Ik ben me ervan bewust dat dit heel verwend klinkt. Want: ik ben behoorlijk bevoorrecht. Hoeveel mensen hebben überhaupt de kans om zolang op reis te gaan wanneer ze eenmaal werken? Maar toch, lang de hort op zijn heeft zo z’n nadelen en ik hoop vooral dat mijn valkuilen jou behoeden voor het maken van dezelfde ‘fouten’, voor zover je daar echt van kan spreken. Een ding zou ik achteraf gezien heel anders hebben gedaan. De kans is namelijk heel groot dat mijn mening over drie maanden reizen dan heel anders zou zijn geweest.
Toen ik eenmaal tien weken op pad was begon het te kriebelen: eigenlijk vond ik het prima om wel weer naar huis te gaan. Ik had geen heimwee, dit had een andere reden. Ik wist dat ik op de dag van aankomst de sleutels zou krijgen van m’n nieuwe huis en weer zou gaan samenwonen. Als dat geen goede motivatie is om uit te kijken naar de lange vlucht naar Nederland, dan weet ik het ook niet meer.
Maar dat was uiteraard niet de reden waarom drie maanden niet (meer) mijn voorkeur heeft. Wat dan wel?
Wat ging er mis?
Heel simpel: ik had veel te veel gepland.
Ik wilde te veel zien, te veel doen en dus ook: te veel reizen. En je weet, alles waar ’te’ voor staat is niet goed. Voor vertrek hadden m’n vriend en ik de volgende landen op ons lijstje staan:
- Indonesië (Bali)
- Australië
- Vietnam
- Taiwan
- Japan
- Zuid-Korea
- Singapore
En dat in 12 weken tijd. Belachelijk natuurlijk! Maar dat zeg ik nu: vooraf hadden we een eerste planning gemaakt van hoeveel dagen we waar ongeveer wilden blijven. Als we dat schema zouden aanhouden zouden we qua dagen precies uit moeten komen. Achteraf gezien moet ik daar heel hard om lachen. Eenmaal onderweg bleek dat 14 dagen voor Australië wel erg krap was, en dat het wel heel zonde zou zijn als we maar twee weken in Japan zouden doorbrengen. Uiteindelijk zijn we ‘alleen’ naar Bali, Australië, Vietnam, Taiwan en Singapore gegaan, al waren Bali en Singapore al bekend terrein. Hier zijn we uiteindelijk, alles bij elkaar op geteld, maar 1,5 week gebleven. De rest van de tijd spendeerden we in de drie overige bestemmingen. Al veel minder dan ons initiële plan, maar nog steeds veel te veel.
De oplossing:
Ook die is heel simpel. Pak je rust! En doe vooral niet te veel. Zorg vooral niet dat je toegeeft aan de zogenoemde FOMO, maar luister vooral naar wat je echt wilt en nodig hebt. Thuis heb je immers al genoeg haast en verplichtingen!
Een oud-collega van mij was in precies dezelfde periode op reis met haar wederhelft. Waar mijn vriend en ik uiteindelijk 4,5 bestemmingen hebben aangedaan, bleven zij ‘steken’ op twee landen. Twee maanden in Vietnam en een volle maand in Cambodja. Het zal je wellicht niet verbazen dat zij heel anders terug kwamen dan wij: volledig uitgerust, nog volledig in chillmodus en vol met mooie herinneringen. In tegenstelling tot ons, namen zij echt de tijd om een plek te leren kennen. Niet in twee dagen alle highlights er doorheen rammen, maar minstens een extra nacht bijboeken om ook tijd te hebben om even helemaal niets te hoeven doen. Daadwerkelijk gebruik maken van dat zwembad of het strand om de hoek.
Ter vergelijking: wij kwamen eigenlijk behoorlijk uitgeput terug. Begrijp me niet verkeerd: ook wij zaten vol met mooie herinneringen, maar ook weer zoveel dat we de helft eigenlijk alweer vergeten zijn. Reizen maakt echt moe. Althans, wél wanneer je constant onderweg bent en constant het gevoel hebt dat je alles wil zien. Op een gegeven moment komt de zoveelste trein, bus, metro of vliegtuig echt je neus uit. Maar dat is nog niet eens het ergste. Dat vond ik toen ik op een gegeven moment besefte dat ik echt niets meer opsloeg en reageerde met: ‘best een mooi strand hoor, maar niet zo tof als die we vorige week op plek x hebben gezien’. Idem dito met uitzichten, natuur, tempels en steden an sich.
En dat vond ik echt ZO erg. Ik voelde me ZO verwend. Want natuurlijk is zo’n strand prachtig en natuurlijk is iedere tempel en stad uniek. Elke bestemming kan geweldig zijn, maar wanneer je te veel achter elkaar ziet, zit je hoofd op een gegeven moment gewoon vol en kun je een plek niet meer zo op waarde schatten als wanneer je een aparte vakantie naar die plek had geboekt.
Hoe ik het voortaan ga doen:
Als ik al de luxe heb om nog eens drie maanden per jaar weg te kunnen, dan zou ik het dus nooit meer in een keer op maken. Ook niet als ik het dan veel rustiger aan zou pakken. Want laten we eerlijk wezen: mezelf kennende zou dat toch niet zo goed lukken. Ik zou zeker weten kiezen om drie keer een maand de boel de boel te laten. Om meerdere redenen:
- Zo hoef je niet in een keer een heel groot bedrag te sparen
- Zo heb je elke keer weer een (in verhouding) lange reis om naar uit te kijken
- Zo blijft alles ‘nieuw’ en houd je de ruimte in je hoofd om alles nog op te kunnen slaan én te waarderen
En dat laatste is me heel veel waard.
Maar nu ben ik heel benieuwd: hoe denk jij hierover?