We gaan terug naar de zomer van 2008. Ik was nog net geen 21 toen ik voor het eerst het grote avontuur aan ging. Voor het eerst buiten Europa. Voor het eerst zonder bekenden op reis. Voor het eerst vrijwilligerswerk doen. En voor het eerst helemaal back to basic. Ik ging voor drie weken naar Marokko. Man, wat ben ik mezelf daar goed tegen gekomen.
Ik schreef een paar jaar geleden al over mijn ervaring, maar als ik het zo terug lees, heb ik een klein gedeelte van de gehele waarheid achtergehouden. Nu niet meer:
Ik voelde me zó stoer toen ik het deelnameformulier had ingevuld en het verstuurd. Toen ik de bevestiging kreeg dat ik een van de gelukkigen was die mocht meehelpen aan het bouwen van een schooltje, was ik echt door het dolle heen. Eindelijk zou ik de wereld buiten Europa gaan meemaken. Ik zou de wereld gaan verbeteren. En eindelijk zou ik me volledig kunnen onderdompelen in een geheel nieuwe cultuur.
Samen met acht andere Nederlandse en Vlaamse jongeren zouden we drie weken lang verblijven in Tamri. Als je het googelt kom je het volgende tegen: het is het grootste dorpje in de regio en je kunt er geweldig kitesurfen. Ik zag me al helemaal gaan in m’n vrije uurtjes: overdag een schooltje bouwen, daarna surflessen volgen tot ik het helemaal onder de knie had. Ja, ik was nogal naïef.
Want daar begon het al. Wij zaten daar niet. Tenminste, niet echt. We zaten wel in Tamri, maar niet in het centrum. Wij verbleven 20 kilometer daarbuiten, wat officieel nog wel tot de dorpsgrenzen behoorde. Die twintig kilometer was 1,5 uur rijden vanaf het centrum over zandwegen en paadjes langs steile afgronden. Anderhalf uur verwijderd van winkels, elektriciteit én van stromend water. Middenin de Berberse bergen, waar niets anders te vinden was dan tientallen huisjes, een groot stuwmeer en een in aanbouw zijnde schooltje.
We verbleven bij een gastgezin in huis. Er was geen toilet. Er was geen douche. Er waren geen bedden. En er was ons niet verteld dat het handig zou zijn als je een luchtbed mee zou nemen. Dat werd slapen op de grond. Met z’n achten naast elkaar. En elke dag aten we hetzelfde eten. We dronken niets anders dan water. Je douchte buiten in het meer. Je nummers één en twee deed je ook buiten, net buiten het zicht van anderen.
Dat was nog tot daar aan toe, áls ik daarnaast leuk werk deed overdag. Ik weet van tevoren niet helemaal wat ik dacht toen ik las dat ik een schooltje ging bouwen. Ik en iets met een zaag doen? Ik wist toen niet eens wat een inbussleutel was. Maar dat was ook niet nodig. We gingen namelijk niets bouwen. Dat wordt namelijk vrij lastig als je geen stenen hebt. En dat is dus wat we uiteindelijk bleken te gaan doen: wij gingen die zelf maken. Handmatig. Met de hand cement produceren, met de hand cement in een mal doen en met de hand de mal omdraaien en zorgen dat je cement in de juiste vorm eruit kwam. En dat honderden keren. Drie weken lang. En mijn reisgezelschap bestond uit een man en zeven vrouwen. Je begrijpt, dat schoot lekker op.
Het klinkt verschrikkelijk. Dat was het ook. Geloof mij, ik heb echt spijt als haren op m’n hoofd gehad. Het is bijna een wonder dat ik nog haar had. Heimwee. Niet normaal kunnen douchen, maar je wassen in een meertje met stilstaand water (over het algemeen geen goed nieuws). Je behoefte doen in de buitenlucht, omgeven door de uitgedroogde uitwerpselen van de huisdieren en je huisgenoten.’s Avonds, voor het slapen gaan, met z’n allen naar buiten om nog een laatste keer te plassen. In een kring, want dan kon iedereen in de gaten houden of er geen enge dieren op ons af kwamen. Alleen maar oud brood eten en tajines zonder enige kruiden. En geen oog dicht doen vanwege de hitte, de vele zwerfdieren en het feit dat ik tussen acht anderen op de grond lag.
De eerste dagen wilde ik ontzettend graag naar huis. Leuk hoor, dat vrijwilligerswerk doen. Maar op een gegeven moment ga je er aan wennen. Die stenen produceren heb ik de hele tijd vreselijk gevonden. Het was lichamelijk gewoon echt zwaar. En redde ik hier nou de mensheid mee? Ik sprong elke dag een gat in de lucht als we weer terug naar ons huis liepen. Maar dat back to basics gaan, dat was op een gegeven moment zo erg niet meer. Je raakt al je gene kwijt, je leert jezelf te vermaken met helemaal niets en – hoe cliché het ook klinkt – je leert jezelf echt kennen. Genoeg tijd om na te denken namelijk. Ik leerde Nederland en de bijbehorende luxe weer te waarderen. De broodjes pindakaas. Gewoon een glas cola pakken wanneer ik er zin in heb. En warm douchen zonder bang te zijn dat er wormpjes onder mijn huid zouden gaan zitten. Priceless.
Zou ik het ooit weer doen? Nee. Nooit. Deze ene ervaring met mijn stenen heeft mijn vrijwillgerswerk-drive voorgoed verpest geloof ik. Maar leerzaam was het wel, en dat is eigenlijk het belangrijkste wat telt. Het heeft er in ieder geval voor gezorgd dat mijn wanderlust nog meer werd aangewakkerd.
Heb jij ooit vrijwilligerswerk gedaan in het buitenland? Hoe was jouw ervaring?