In mijn omgeving sta ik bekend als een kluns. Ik struikel nogal eens over mijn eigen voeten, steek een weg over terwijl ik zie dat er een auto aan komt, laat dingen vallen, stoot dingen om en ik praat m’n mond (soms) voorbij zonder dat ik dat eigenlijk wil. Er is geen woord aan gelogen: ik ben behoorlijk onhandig. Ook op reis.
1. VERBRANDEN
Ik heb mijn lesje tegenwoordig wel geleerd: ik smeer me nu ALTIJD in met een hoge zonnebrandfactor. Dat is weleens anders geweest. In 2010 had ik de tijd van mijn leven in het Amerikaanse Lake Havasu, het walhalla tijdens Spring Break. Ik was er echter niet tijdens dit drankfestijn, maar in de volle zomer. Zo’n 38 graden. Samen met vriendlief huurden we voor vier uur lang een jetski. Keihard scheuren op ‘open water’ en heel veel mensen kijken toen we langzaam door de haven voeren. Geweldig.
Tot we na twee uur tot de conclusie kwamen dat we iets vergeten waren. Juist. Zonnebrand. Toen de zon eenmaal onder was, waren we beiden knal- en knalrood en ’s nachts, toen ik naar het toilet moest, zakte ik letterlijk door m’n benen van de (spier)pijn. De volgende dag – mijn verjaardag – konden we beiden amper lopen, vriendlief had blaren op z’n schouders gekregen en elke zonnestraal ging door merg en been. We hadden een tweedegraadsverbranding opgelopen die nog zo’n week aanhield. Door de zon. Hoe dom is dat? Echt, vanaf dat moment smeer ik liever te veel dan te weinig. Nooit meer die pijn.
2. TOILETTEREN
– Waarschuwing: de volgende twee alinea’s zijn niet heel fris – Op reis let ik tegenwoordig altijd goed op wat ik eet. In veel landen vermijd ik zoveel mogelijk vlees en kip, omdat mijn maag helaas niet alles even goed aankan. Maar soms heb je het niet voor het zeggen wat er naar binnen wordt gewerkt en soms is er gewoon geen toilet in de buurt.
In Marokko deed ik vrijwilligerswerk, in een dorpje waar geen elektriciteit was, geen stromend water én geen toilet. Je at wat je werd voorgeschoteld, want meer was er simpelweg niet. Dat ging een paar dagen goed, tot dat ene moment. We hadden net geluncht, waren weer aan het werk en toen begon mijn buik te rommelen. Steeds erger, steeds harder en toen opeens wist ik dat ik heel hard moest rennen. Ergens tussen de dorre bosjes móést het eruit. Zonder toiletpapier. Want die was ik vergeten. Zonder dat ik het einde hoef te verklappen, snap je waarschijnlijk ook wel dat ik voortaan altijd tissues meeneem, waar ik ook heenga.
3. PASPOORT
Voor ik naar het vliegveld ga, check ik thuis altijd of ik mijn paspoort wel bij me heb. Ik heb iets te vaak horrorverhalen gehoord van anderen. Wat ik tot een paar jaar geleden niet deed, was checken of ik mijn paspoort wel uit het hotel mee had genomen als ik weer terug naar huis ging. Nu wel. Aan het begin van mijn vakantie in Bulgarije, bij het inchecken in het hotel, werd mijn paspoort gevraagd. Gewoon voor een kopie. Ik kreeg ‘m alleen niet automatisch terug, maar dat besefte ik me pas toen ik weer in de bus richting het vliegveld zat.
Een kleine grote paniekaanval volgde, maar uiteraard kwam alles weer goed. Het overkwam mensen daar vaker, zo bleek later: hotels houden ze expres achter, zodat taxichauffeurs ze kunnen ophalen en voor een groot bedrag naar het vliegveld brengen. Betalen doe je toch wel, want je hebt geen tijd om het zelf op te halen. Heel dom en naïef, maar overkomt mij nooit meer (klopt af).
4. SCHOENEN
Ik pak altijd te veel in. Veel te veel. Ook toen ik voor drie maanden naar Curaçao ging. Het enige wat ik vergeten was, waren goede schoenen. Ik had meerdere paar slippers mee en een paar laarzen, maar ja, daar kom je niet ver mee als je daadwerkelijk iets actiefs gaat doen op het eiland. Daar kwam ik achter toen ik de Christoffelberg ging beklimmen. Totaal niet bij stil gestaan dat dat best een interessant pad is (lees: best steil en glibberig), en dus kwam ik gewoon in mijn slippers aan. Gelukkig had een van mijn huisgenoten een extra paar stappers mee – waterschoenen die een maat te klein waren, maar ik ben er mee boven en beneden gekomen. Die goede schoenen pak ik tegenwoordig dus als eerste in.
5. AUTO
Dit is meer een ‘dom’ iets van mijn vriend, want hij zat achter het stuur (sorry schat). Bij Monument Valley heb je de mogelijkheid om met je eigen auto een pad te volgen. Geschikt voor 4×4 wagens, niet voor een degelijke Nissan Sentra. Diepe kuilen en steile afdalingen redde onze bolide nog wel, maar een stuk rots dat uitstak uit de weg kon onze auto iets minder goed waarderen. Een keiharde klap en verbogen onderkant verder, reed onze Nissan nog wel, maar maakte een onheilspellend geluid. Ik raak over het algemeen snel in paniek, mijn vriend niet. Toen wel. Gelukkig redden we het tot de Grand Canyon en daar is hij maar even onder de auto gekropen. Na wat gesleutel leek er niets meer aan het handje en ook bij het inleveren van de Nissan viel de autoverhuurder niets op. Pfieuw.
Oké, genoeg confessions! Wat voor domme dingen heb jij gedaan op reis?